Lees verder
Lees verder
Lees verder
Volledige begrippenlijst haaruitval, haarproblemen en haarziekten F-K
F
fibril | Werkzaam bestanddeel dat kan worden gebruikt tegen alopecia androgenetica en dat in bepaalde landen wordt voorgeschreven. In Nederland is finasteride nog niet geregistreerd. |
finasteride | Andere naam voor vezel. |
fixeren | Letterlijk: vastzetten of vastmaken. Het vastzetten van een krul in de vorm waarin het haar is gewikkeld. “Vastleggen” van bijvoorbeeld een föhnkapsel. Fixeren vindt onder andere plaats met behulp van haarlak of haarspray. |
föhnversteviger | Versteviger die een hittebestendig laagje om het haar legt. |
folliculus pili |
Haarzakje. Zakje dat om de haarwortel en talgkliertjes zit en dat vanuit de opperhuid de lederhuid instuipt. |
frictietest | Meetmethode ter bepaling van de doorkambaarheid. |
G
genetische eigenschap | Erfelijke eigenschap. |
getrokken wikkeltechniek | Wikkeltechniek, waarbij de passé in een hoek van bijvoorbeeld 45 of 60 graden om de wikkel wordt gedraaid. |
geurstof | Stof die wordt toegevoegd aan producten om een aangename geur te geven of om de onaangename geur van bijvoorbeeld een permanentvloeistof te camoufleren. |
gevoeligheidsproef | Proef waarmee je kunt controleren of er op de huid een allergische reactie optreedt. Bijvoorbeeld verf en waterstofperoxide (H202). |
gist | Een ééncellig organisme dat behoort tot de groep van de schimmels. |
glandulae sudoriferae | Zweetkliertje. Kliertjes in de lederhuid, die zweet produceren |
Glutamic acid | Ned.: Glutamine zuur. Eén van de 18 aminozuren die nodig zijn voor de opbouw van haar. |
Glycine | Eén van de 18 aminozuren die nodig zijn voor de opbouw van haar. |
gradatie op massieve lijn | Kapsel waarbij de massieve lijn wordt gegradeerd; het wordt minder massief gemaakt |
gradatiesterkten | De mate waarin het haar wordt gegradeerd |
gradenstelsel | Toegepast in het kappersvak geeft het gradenstelsel aan onder welke hoek uit de huid het haar wordt afgeknipt. |
graderen | Het haar afknippen terwiji het onder een bepaalde hoek wordt opgetild. Het aantal graden kan variëren. |
groeien | Proces waarbij cellen zich vernieuwen en vermeerderen. |
groeifase van het haar | Medisch term: ‘anagene fase’. Periode waarin het haar groeit. |
groeirichting | Wijze waarop het haar in de hoofdhuid zit. Zie ook: haarinplant |
H
haarbeschermende stof |
Stof die op het haar wordt opgebracht met als doel het voorkomen dat het haar wordt aangetast door chemicaliën of stoffen die de huid gaan irriteren. |
haarbol |
Verdikking onderaan de haarwortel. Ook wel haarknop genoemd. |
haarcontour |
Verloop van de haargrens. |
haarcyclus |
Steeds terugkerend patroon van groeifase, overgangsfase en rustfase van het haar. |
haardichtheid |
Aantal haren per vierkante centimeter. Op de totale hoofdhuid zijn tussen de 100 en 150.000 haarzakjes aanwezig. Afhankelijk van de schedelgrootte en de activiteit van de haarzakjes leidt dit tot ±1000 haren per vierkante centimeter bij babies, ongeveer 600 haren per vierkante centimeter bij 25 jarigen en 250 - 300 haren per vierkante centimeter bij 50 jarigen. |
haarfollikel | Medische term: ‘folliculus pili’. Andere naam voor haarzakje. |
haargel |
Haarproduct om het haar tijdelijk te fixeren en te styleren. |
haargrens | Daar waar de haargroei ophoudt (contour). |
haarinplant | Wijze waarop het haar in de hoofdhuid zit (groeirichting) en de hoeveelheid haar op de hoofdhuid (haardichtheid). |
haarkleurcollectiekaart |
Kaart met een verzameling haarkleuren ingedeeld naar kleurhoogte en kleurkarakter. |
haarknop | Verdikking onderaan de haarwortel. Ander woord voor haarbol. |
haarmicrometer |
Apparaatje, waarmee je de dikte en vorm van het haar bij benadering kan vaststellen, mits door een deskundige uitgevoerd. De dikte is afhankelijk van het vochtgehalte.Naarmate dezelfde haar vochtiger is, is het haar dikker. |
haarmousse | Product om het haar tijdelijk in model te brengen of te houden. |
haarpapil | Medische term: ‘papillae pili’. Uitholling onderaan het haarzakje, waarin twee haarvaatjes uitkomen. |
haarpijn |
Pijnlijke sensatie op de hoofdhuid, daar waar het haar niet kan terugvallen in de natuurlijke valling. De pijn wordt veroorzaakt door een verkramping van het haarspiertje. |
haarprothese |
Stukjes haar die kale gedeelten op het hoofd bedekken en vloeiend in het eigen haar overlopen. |
haarschacht |
Deel van het haar dat uit de huid steekt (zichtbare deel). |
haarspiertje |
Medische term: ‘musculus arrector pili’. Spiertje in de lederhuid dat kan samentrekken, waardoor het haar overeind gaat staan (kippenvel). |
haarspray |
Haarproduct om het haar tijdelijk te fixeren en te styleren. |
haarstructuur |
Wordt bepaald door de chemische samenstelling van de elementen (zuivere stoffen), hun onderlinge verhouding en de opbouw. |
haartransplantatie |
Techniek waarbij de voor het mannelijk hormoon dihydrotestosteron ongevoelige haarzakjes in de huid worden verplaatst van de achterzijde (en zijkant) van het hoofd (hoefijzervormige krans) naar de bovenzijde van het hoofd. Omdat deze haarzakjes ongevoelig blijven voor dihydrotestosteron zal op de bovenzijde van het hoofd weer blijvende haargroei optreden. |
haartype |
Haarsoort. |
haarvaatje |
Medische term: ‘vas capillare’. Verste uitloper van het bloedvatenstelsel. |
haarverf |
Een kleurproduct met onontwikkelde kleurstoffen met een dekkracht van 80-100 %. Zie ook: verven. |
haarvolume |
Dikte of schijnbaar volume van een kapsel; subjectief beoordeelbaar met visuele observatie en “aanvoelen”. De stevigheid van het kapsel is hierbij ook van belang. |
haarvorm |
Vorm van het haar: rond, ovaal, plat/band. |
haarwerk |
Extra haar dat op het hoofd kan worden aangemeten en geplaatst. |
haarwortelonderzoek | Gestandariseerd onderzoek waarbij na vier dagen het haar niet te onderzoek hebben gewassen, op één plek 50 haren worden geplukt. Vervolgens wordt de verhouding tussen anagene (groeiende) en telogene (uitvallende) haren bepaald. |
haarzakje | Zakje dat om de haarwortel en talgkliertjes zit en dat vanuit de opperhuid de lederhuid instuipt. Ook wel haarfollikel genoemd. |
Hamilton/Norwood- classificatie |
Gradatieschaal voor klassieke mannelijke kaalheid (alopecia androgenetica). |
hekelen |
Haar in duimdikke bosjes verdelen en bundelen. |
hidros | Zweet. Kleurloze vloeistof, bestaande uit water, met daarin opgeloste afbraakproducten van de stofwisseling van de huid. |
hirsutisme | Overmatige beharing op ledematen en baardstreek. |
Histidine | Eén van de 18 aminozuren die nodig zijn voor de opbouw van haar. |
hoornlaag |
Medische term: ‘stratum corneum’. Bovenste laag van de opperhuid (dode laag). |
hoornstof | Andere naam voor keratine. Verhoornd celmateriaal (eiwit) en de grondstof van het haar. |
hormoon | Bioactieve stof die chemische processen in het lichaam reguleert. |
hormoonhuishouding | Het geheel van aanmaak, afbraak en evenwicht van hormonen. |
huidflora |
Micro-organismen aan het huidoppervlak. |
hydrofiel | Wateraantrekkend. |
hydrofoob | Waterwerend. |
hygroscopisch |
Vocht opnemend. |
hyperthyreoidie | Overmatige werking van de schildklier. |
hypertrichose |
Overmatige beharing over het gehele lichaam |
hypothyreoidie |
Onvoldoende werking van de schildklier. |
I
iatrogeen |
Door een geneeskundige behandeling teweeggebracht. |
implanteren |
Inplanten (van haarfollikels bij transplantaties). |
I.N.C.I. |
Afkorting voor: International Nomenclature Cosmetic Ingredients. Standaardisatie van de benamingen die wordt gebruikt in de cosmetische industrie. |
indicatie | Situatie, waarin de toestand van het haar- of de hoofdhuidaandoening behandeld mag worden. |
infrarood lamp |
Lamp die warmte-straling (infra rood licht) afgeeft. |
inside-vlecht |
Vlecht ‘in het haar’, doordat bij het invlechten de haarstrengen over de vlecht worden gepakt. |
invlechten |
Techniek waarbij je met twee of drie haarstrengen plus stroken haar die je vanaf de haarlijn meeneemt, een vlecht maakt. Ook wel inside- of outside-vlecht genoemd. |
Isoleucine |
Eén van de 18 aminozuren die nodig zijn voor de opbouw van haar. |
K
kale plekken ziekte |
Medische term: ‘alopecia areata’. |
katagene fase van het haar |
Overgangsfase van het haar. Van groeifase naar de rustfase duurt 3 tot 4 weken. |
kapmantel |
Mantel om kleding te beschermen tegen afgeknipt haar of haarcosmetica. |
keratine |
Verhoornd celmateriaal (eiwit); de grondstof van het haar. Ook wel hoornstof genoemd. |
klemmenpermanent |
Permanentsysteem, waarbij extra warmte wordt toegevoegd door het plaatsen van elektrisch voorverwarmde klemmen op de wikkels. |
kleurhoogte |
Relatieve kleurtoon van het haar. Zwart is gedefinieerd als 1; hoogblond als 10. Wordt gebruikt als uitgangspunt bij kleuringen. |
kneden |
Droogtechniek. Het haar wordt in de hand genomen en steeds een beetje opgetild. Met de föhn blaas je onder tegen je hand aan. |
knipkam | Kam met een grove en een fijn getande kant. |
knipkraag | Kraag om te voorkomen dat de haren tussen de kapmantel en de kleding of tussen de kleding en de huid van de klant kunnen komen. |
korrellaag |
Medische term: ‘stratum granulosum’. Levende laag tussen de stekellaag en de doorschijnende laag van de opperhuid. |
koude gloed |
In een koude gloed overheersen de kleuren blauw, groen en violet. |
kruin |
Medische term: ‘vertex cranii’. Plaats waar het haar vanuit één punt in verschillende richtingen groeit (weerborstels). |
kruinlijn | Grensvlak tussen kruin en de plaats waar de haren in één richting groeien. |
krulsterkte | In kappersjargon: de grootte van de doorsnede van een krul, zowel bij een natuurlijke krul als bij een kunstmatig aangebrachte krul. |
kunstmatig haar |
Haar dat is gemaakt van een synthetische vezel. |
kuurbehandeling |
Behandeling die een aantal keren herhaald moet worden om het gewenste effect te bereiken. |
Laatst bijgewerkt op: 07-03-2021